27 November 2017

Negende gastbijdrage aan Nachtsnuiver

De eerste gastbijdrage dit jaar verscheen in januari. Inmiddels zijn we toe aan nummer negen. Wil je iets bijdragen dan kun je altijd een berichtje sturen of een mail.
Dit is alweer de zesde gastbijdrage door De Poëet. Zijn eerdere werk: Een. Twee. Drie, vier en vijf.

We zijn zo bezig

Kort kijkt zij me aan
een bruin geoogde blik
Zou ze denken
‘ik wil er niets mee zeggen’?
Het zijn ongehoorde woorden

Ik kan het ellenlang,
mijlenlang beschrijven
stroperig en druiperig
Een herinnering
kun je ontelbaar uren laten duren

Eén korte tel
van een moment
Ze moest eens weten, denk ik
dat ik daar nu over schrijf
Maar moet ze dat?

We zijn zo bezig
zo bezig mens te zijn
beleefd, attent,
nijdig, asociaal
Zo bezig

te bedenken, wat kwaad is
en wat goed,
wat norm is, en vorm
Grappig toch, te bedenken
dat denken moet?

Maar goed, zij dus
Zij die me aankeek
met één voet op het wit,
één op het zwart van het zebrapad
en toen keek ze naar mij

Weten wilde ze,
of ik haar voorrang verlenen zou
terwijl ik zoveel meer
weten, willen, geven wou
Maar ik gaf haar niets

Ze deed me verzinken
en ik liet het toe
zakte naar de bodem
waar ik verder groef
in slijk en in gedachten

Me wentelend in een weeïg waarom
met om de hoek het antwoord
gluur ik weifelend.
Op de drempel ervan, allitereer ik
rijmend richting warempel

Mooi woord is dat
met de klank van eureka!
Want als wij de mens spelen
maskeren we het dier
het wezen in ons wezen

En dus pas ik een kunstgreep toe
Woorden maken de mens
zelfs ongehoord en ongesproken
of vermoed en beticht
soms onvertogen, of niet eens gedicht

Verworden mijn woorden al tot wirwar?
Dan keren we weder,
een laatste maal
Naar haar, en heur blik
waarin ik las wat ze niet zei

Toen wij elkaar aankeken
waren er woorden, wetten, waarden
Ze geboden mij
voorrang te verlenen
wat ik lekker niet deed

En zij wist het, ze keek immers
haar bruine kijkers richting de mijne
Ze wachtte op wat niet zou mogen
en omdat ze niet sprak
zag ik het dier in haar ogen

-bastiaan