11 June 2018

Gastbijdrage

een Ontboezeming



Mijn liefde is niet oneindig
mijn toewijding niet grenzeloos
en eeuwig is niets, op alles dat het wel is na.

Als rozen rood zijn, en schepen vergaan
dan watertrappel ik wel even, en hoop ik onderwijl
dat de roos niet al geplukt is, want dan sterft ‘ie zeker.

Ik beeld me een dik houten blad in, recht voor me
Een solide, robuust oppervlak, onverschillig
om het geweld dat ik erop doe neerdalen.

Het blad weet niets, het kan immers niet denken
Het faciliteert slechts mijn delirium, en de slagen die ik erop neerlaat
het zijn clichés waarop ik hamer.

Mijn toewijding dus: het meest devoot ben ik! Ik,
aan mezelf. Ik kniel, voor Mij. Onderschik mijn ego
en dankbaar verhoor ik mijn gebeden.

Bestaat er zoiets als onzelfzuchtig zijn?
‘Omwille van de ander’, doe je toch nog voor jezelf,
geeft een goed gevoel, omdat het hoort, omdat het nodig is.

Nodig naar wiens norm?
En zo is er een leger onzelfzuchtigen, lieve idealisten
Ze redden stukjes van zichzelf.

Over houden van. Is al veel gezegd, geschreven, gezongen,
beschreven en berouwd. Gevochten, getreurd, gehuild,
gedicht en wee geklaagd. Zal ik mijn mond dus houden?

Houden komt –etymologisch– van ‘hoeden’, dus laat mij je herder zijn.
Blijf, beklijf in mijn kudde, dwaal niet verder. Ik hoed je.
Ik houd je. In mijn kudde. In mijn harem. Ik hamer verder.

Geloof jij de gelofte tussen man en vrouw?
Ik heb de smaak te pakken, van exclusief elkander tot elk ander, en ik
gun jou ook te proeven. Dat is pas echte trouw.

Open je dijen. Krul je lippen. Luister naar me en lach
Onderwerp je. Ontbloot je. Tanden, wulpsheid, ziel.
Wees verdrietig, zoek troost. Vind het. Vrolijk is

wat ik je vraag, je verzoek, je gebied om te zijn.
Denk je dat je luistert? Zo ja, toon me je tepel, toon me je tiet.
Of dat je fluistert: ‘stil maar jij, wees vrij
Gevangen in dit gedicht, jij noch ik
en in een harem zit ik zeker niet’

-bastiaan